Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [3]Heft op [4]een banier, op een hogen berg; [5]verheft een stem tot hen; [6]beweegt de hand omhoog, dat [7]zij [8]intrekken door de deuren [9]der prinsen. 3. Hier spreekt God den koning der Perzen en der Meden aan, hem vermanende, dat hij zich ten oorlog zou bereiden, tegen de Babyloniers. 4. Te weten tot een teken dat zich het krijgsvolk verzamele. 5. Dat is, roept met luider stem de krijgslieden, die nabij wonen. 6. Te weten om een leger uit verre landen aan te lokken en te verzamelen. 7. Te weten de verzamelde krijgslieden der Perzen en Meden. 8. Te weten in de stad Babel. 9. Te weten de prinsen of vorsten te Babel. Aldus noemt de profeet de Babyloniers, omdat velen hunner van den roof hunner naburen en der voortreffelijke neringen machtig en rijk geworden waren, ja als prinsen en vorsten; alsook omdat zij te dien tijde over vele koninkrijken en landen heersten. Zie hfdst.10 vs.8.